Skip to content

In groep 5-6 vormen de verhalen uit het Oude Testament, de oud-Germaanse mythologie en de mythologie van de Grieken de vertelstof voor deze heterogene groep.
De ontwikkelingsgeschiedenis van het joodse volk uit het oude testament leert de kinderen na te denken in een grotere wereld met ingewikkelde vraagstukken uit het gezins- en familieleven.
De oud-Germaanse mythologie, de Edda voornamelijk, geven de kinderen spirituele en vaak humoristische verhalen, wat destijds met de mensheid is gebeurd. Veel woorden en beelden van vandaag de dag stammen uit die tijd.
De mythologie van de Grieken behoren tot ons cultuurgoed. Zij vertellen de lotgevallen van sterfelijke en onsterfelijke wezens, goden en godinnen en mensen, geloof uit andere tijden. De leerlingen ontwikkelen het genuanceerdere denken.

Taal in groep 5

In de taalperiodes wordt er druk geoefend met spelling en lezen. Vraagteken, uitroepteken en komma komen aan bod. Ook wordt eenvoudige grammatica behandeld, zoals de zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en de werkwoorden. De vulpen doet zijn intrede, vaak in een periode die de geschiedenis van het schrift behandelt. De kinderen oefenen het schrijven van verhaaltjes, aansluitend op bijvoorbeeld de vertelstof. Het technisch lezen wordt zowel zelfstandig als in groepjes geoefend.

Taal in groep 6

In de taalperiodes worden spraakoefeningen gebruikt voor een juiste uitspraak en om goed te leren vertellen. Er worden eenvoudige spreekbeurten gehouden in de taal/dierkunde periode en mondeling verslag gedaan van gelezen boeken. Bij opstellen ligt de nadruk op het verzorgd schrijven wat vorm en inhoud betreft en op de verschillen in verhaaltrant. Er wordt in groep 6 een begin gemaakt met de bladindeling en het schrijven van brieven. Ook wordt een aanzet gegeven om bewust te leren omgaan met grammaticale regels, zoals verkleinwoorden en meervoudsvormen met -en, -s, -‘s. In de grammatica worden werkwoorden vervoegd in de (onvoltooid) tegenwoordige en verleden tijd. De kinderen leren woordsoorten benoemen; naast het zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en werkwoord ook het lidwoord, voorzetsel, voegwoord, bijwoord (behorende bij werkwoord), telwoord en voornaamwoord. De trappen van vergelijking worden behandeld en er wordt kennisgemaakt met spreekwoorden. Begrijpend lezen bevordert de sociale vaardigheid. De kinderen lezen gezamenlijk en later individueel teksten, waarover ze vragen beantwoorden.

In groep 5-6 wordt de leerstof aan geboden tijdens de blokperiode. Het onderwerp uit de blokperiode is voor alle kinderen gelijk. Het lesaanbod wordt op niveau aangeboden.
Bij het leren lezen en schrijven wordt gebruik gemaakt van de methode ‘Zo Leren Kinderen Lezen en Spellen’. Deze methode sluit uitstekend aan bij de wijze waarop wij het taalonderwijs aanbieden. Voor taal werken de kinderen tijdens de oefenuren en de blokperiode met de TaalKast TaalDoen! van AVE-ik. Deze methode geeft de kinderen de mogelijkheid om zelfstandig en gedifferentieerd naar het eigen niveau te werken.

Rekenen in groep 5

In de rekenperiodes gaat het vooral om het goed oefenen en het automatiseren van het rekenen onder de 1000. Om zicht te krijgen op eenheden, tientallen en honderdtallen, wordt Montessori materiaal gebruikt. Ook worden de tafels van 1 t/m 10 beheerst. Tevens komen de wat moeilijker rekensommen uit het dagelijkse leven aan bod, zoals rekenen met geld in winkels en meten. Het eerste meten gaat uit van de menselijke maat, de duim, el en voet. De kinderen maken kennis met het positiestelsel dat gebruikt wordt voor het cijferend optellen en aftrekken.

Rekenen in groep 6

In de rekenperiodes wordt het hoofdrekenen uitgebreid en worden het cijferend vermenigvuldigen en de staartdelingen aangeleerd. Nieuw zijn de breuken; van delen naar geheel (vereenvoudigen) en van geheel naar delen. De breuken worden opgeteld, afgetrokken en gelijknamig gemaakt. Dit gebeurt nog vrij concreet. Nieuw is ook het schattend rekenen. Er worden redactiesommen geoefend.

Heemkunde in groep 5

De heemkundeperiodes kunnen de voeding, kleding en huizen van de mens en de daarmee verband houdende ambachten behandelen, soms in de vorm van een boerderijperiode. Een educatief uitstapje naar de boerderij past hierbij. Daar wordt onder leiding van de boer en de boerin kennis gemaakt met het leven en werken op de boerderij. De kinderen ervaren de seizoenen, de grond wordt bewerkt, er wordt gezaaid en geoogst en de dieren worden verzorgd.

In de huizenbouwperiode wordt de ontwikkeling van het huis, van hut tot moderne woning, met tekenen en bouwen ontdekt.
De kinderen werken gezamenlijk aan binnen de blokperiode aan een onderwerp. De lesinhoud wordt op groepsniveau verwerkt in de vaklessen met de digitale methode van Faqta.


Aardrijkskunde, plant- en dierkunde, geschiedenis in groep 6

De heemkunde gaat nu over in aardrijkskunde, plant- en dierkunde en geschiedenis. Met aardrijkskunde komt het ingrijpen van de mens in de natuurlijke omgeving aan bod, zoals dijkenbouw, ontginning en inpoldering. Met kaarttekenen, oriëntatie aan de windrichtingen en de topografie van Nederland wordt begonnen.

De geschiedenisperiode wordt gebracht in samenhang met de aardrijkskunde en heeft vooral op de eigen woonomgeving betrekking. Het ontstaan van Nederland wordt behandeld en belangrijke gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis worden eruit gelicht om de kinderen hiermee echt verbinding te laten krijgen.
De kinderen werken gezamenlijk aan binnen de blokperiode aan een onderwerp. De lesinhoud wordt op groepsniveau verwerkt in de vaklessen met de digitale methode van Faqta.

Back To Top