Ritme van het jaar: De Jaarfeesten
De natuur speelt een grote rol in het schoolleven. Een moestuin, kleine dieren en een groene (speel)tuin zijn rond de school terug te vinden. Ook de omgeving met al haar natuurschoon wordt verkend. In de klas staat een seizoenstafel en samen met de kinderen worden de jaarfeesten gevierd. Het jaar bij Basisschool De Stern is een ritmisch levend geheel, waar wij deel van uitmaken. Leven in een ritme brengt voorspelbaarheid waardoor kinderen zich veilig voelen.
Het ritme van de natuur maakt dat we het jaarverloop volgen aan de hand van een bepaalde reeks feesten. Ze dragen universele waarden in zich en komen elk jaar terug.
Het Michaelsfeest is het eerste feest in het nieuwe schooljaar. We vieren samen de oogst in de herfst en tegelijkertijd zien we dat de natuur langzaam in pracht afneemt. Het verstilt en sterft af. Het wordt kil. Het leven kan soms ook een moment van verkilling hebben. Maar juist dan moeten we opzoek naar onze innerlijke kracht, en Michael kan ons daarbij helpen. Daarom is het ook een feest van innerlijke moed waar de legende van Sint Joris die de draak verslaat het hoofdthema is. We moeten de moeilijke dingen niet uit de weg gaan, maar juist tegemoet treden, verslaan. Ook die draak is in onszelf.
Met het donkerder worden van de dagen vieren wij op school Sint Maarten. Martines was een Romeinse soldaat en hoog te paard zag hij een bedelaar zitten. Toen hij zag dat de bedaar het koud had, sneed hij zijn mantel in tweeën en gaf de helft aan de bedelaar. Zo gaf hij gehoor aan het gebod van Christus om je naaste lief te hebben als jezelf, en niet ten koste van zichzelf. Sint Maarten is een lichtjesfeest voor kinderen. De lichtjes branden in het donker, in een knol die onder de aarde groeit. Die knol verwijst op zijn beurt naar onszelf. Die knol zijn wij. Ook ergens diep in ons schijnt het vermogen om liefde te geven als een verborgen lichtje. Het moet beschermd worden tegen wind en regen zodat het voor anderen kan stralen.
Wanneer de bomen en struiken bijna allemaal kaal zijn, is de donkerste tijd van het jaar aangebroken. Advent omvat de vier zondagen voor Kerst, ter voorbereiding op het kerstfeest. Advent komt van het Latijnse woord adventus en betekent komst. De komst van het Licht met Kerstmis. Na de eerste Adventszondag leven de kinderen toe naar Kerstmis. Dit toeleven wordt in de klas zichtbaar gemaakt met behulp van de adventskrans en met de seizoenstafel. Na elke adventszondag brand er een kaarsje meer in de adventskrans.
In de adventstijd valt het Sint Nicolaasfeest dat op school en in de klas intensief wordt gevierd. Volgens oude geschriften leefde er in de 4e eeuw na Chr. een eenvoudige monnik in Myra (Turkije). Zijn naam was Nicolaas. Hij deelde met mensen die het nodig hadden en hielp armen en zieken. Hij stierf op 6 december en werd gevierd met het uitdelen van voedsel en geschenken. Het Sint Nicolaasfeest zoals wij dat tegenwoordig vieren is daarop gebaseerd.
In de klas worden sinterklaasliedjes gezongen. We bakken pepernoten met de kinderen, doen toneelstukjes en spelen pietenspelletjes. Op 5 december komen Sint en Piet op bezoek in de klas en de kinderen krijgen een cadeautje.
In de natuur ziet alles er kaal en doods uit, er is weinig leven te zien. Op 21 december begint de winter met de winterzonnewende: de langste nacht en de kortste dag. Vanaf nu worden de dagen langzaamaan weer langer. In de week voor de kerstvakantie vieren we op school het Kerstfeest. In de adventskrans branden alle kaarsjes en op school wordt het kerstspel opgevoerd.
Het is winter. Het wordt elke dag een beetje lichter, maar de lente is nog ver weg. Op 6 januari vieren we het Driekoningenfeest. Het verhaal vertelt dat drie koningen, drie wijzen uit het Oosten, op 24 december een bijzondere ster aan de hemel zagen staan. De ster vertelde ze dat er een koning was geboren. De koningen gingen op reis om hem eer te bewijzen en de ster wees hen de weg. Op 6 januari kwamen ze aan bij de stal waar Jezus was geboren en gaven hem wierook, goud en mirre. In de klas worden passende liedjes gezongen en het driekoningenspel wordt door de kinderen in de klas gespeeld. Na het feest van de drie koningen neemt koning Winter plaats op zijn troon.
Het aantal uren zonlicht neemt steeds verder toe en de zon wint aan kracht. De eerste sneeuwklokjes en krokusjes zijn te zien. Maar het is nog steeds winter. Op 2 februari, 40 dagen na kerstmis, vieren we het Lichtfeest. Hiermee wordt de periode van de lichtfeesten afgesloten en wordt het steeds sterker wordende daglicht verwelkomd.
Het is bijna lente. Het zonnetje wint aan kracht. De natuur ontwaakt. Tulpen, hyacinten en het speenkruid bloeien, bomen en struiken lopen uit. De trekvogels keren terug van hun lange reis. Lammetjes worden geboren en de vogels maken een nestje. Een week voor Pasen vieren we Palmpasen. Oorspronkelijk was Palmpasen een oud vruchtbaarheidsfeest. Later werd het ook een Christelijk feest. Palmpasen is de dag waarop Jezus, de lang verwachte koning, aankwam in Jeruzalem.
Voor de kleuters is dit feest een viering van de ontluikende natuur. In de klas maken de kinderen een palmpasenstok. De stok wordt versierd met linten, eieren, krentjes, rozijnen en gedroogde appeltjes. Bovenop de stok komt een broodhaantje. De palmpaasstok heeft een symbolische betekenis en is een verwijzing naar hoe de natuur weer tot leven komt. De stok zelf staat symbool voor de groei- en levenskrachten van de mens. De eieren en het gedroogde fruit staan symbool voor het nieuwe leven. Het haantje in de top staat symbool voor de nieuwe dag. Aan het begin van het Palmpaasfeest wordt bij alle kinderen het zelfgemaakte broodhaantje op de stok geprikt. Daarna lopen de kleuters, al zingend, met hun mooi versierde palmpaasstokken in een kleurige optocht rond de school. Na de optocht mogen alle kinderen het broodhaantje en de gedroogde vruchtjes opeten.
Op de seizoenstafel in de klas ontwaken de eerste bloemenkindjes. De wortelkindjes liggen nog heerlijk te slapen tot de lentefee ze zal wekken. In de dagen erna komt de natuur steeds meer tot leven. De knoppen aan bomen en struiken zwellen en narcissen bloeien. In de nacht van 20 op 21 maart vindt de lente-evening plaats: dag en de nacht duren dan ongeveer even lang. Dit is het officiële begin van de lente. Daarna worden de dagen langer en de nachten korter. Na het begin van de lente, op de eerste zondag na de eerste volle maan, vieren we Pasen. Omdat deze dag is gerelateerd aan de stand van de maan valt Pasen valt ieder jaar op een andere datum; tussen 22 maart en 25 april. In de Christelijke traditie is Pasen het feest van de wederopstanding van Jezus. De naam Pasen is afgeleid van ‘Passah’ en het Hebreeuwse woord ‘Possechím’. Het betekent huppelen en dansen van blijdschap. Blijdschap omdat de zon de winter en de duisternis heeft overwonnen.
In de kleuterklas is Pasen een lentefeest. Bij Pasen horen eieren en paasbrood. Eieren staan symbool voor nieuw leven. Op de vrijdag voor Pasen vieren de kinderen in de klas het paasfeest. Als het weer het toelaat gaan de kinderen in eieren zoeken en picknicken. Als het regent blijven ze in de buurt van de school. Op de seizoenstafel staat een paasboom. Deze boom kan bestaan uit een paar mooie wilgentakken of een paar takken van de hazelaar. In de paasboom hangen beschilderde of versierde eieren.
In de natuur staan nu veel planten en bloemen in bloei. Klaprozen, boterbloemen en vergeet-me-nietjes; de bermen en weilanden staan er vol mee. De zomer komt er aan.
Vijftig dagen na Pasen vieren we het Pinksterfeest. In voorchristelijke tijden was Pinksteren een feest van de huwbare mannen en vrouwen. Het mooiste meisje werd tot pinksterbruid gekozen en er werd gedanst en gezongen. Later is ook dit feest een Christelijk feest geworden. In de bijbel staat beschreven hoe met Pinksteren de Heilige Geest over de apostelen neerdaalde. Daarna spraken en verstonden de apostelen de taal van álle rassen en volken. De duif, teken van vrede, hoop en toekomst, staat symbool voor de Heilige Geest. In de kleuterklas vieren de kinderen met Pinksteren het bloeien van de natuur. Ze zingen en dansen rond de meiboom op het kleuterplein. Iedereen is in het wit gekleed. De kinderen dragen een krans met zelfgemaakte papieren bloemen. De oudste kleuters mogen de pinksterbruid en pinksterbruidegom zijn. Op de seizoenstafel staan bloemen die nu ook in de natuur bloeien. Ook de pinksterbruid en –bruidegom hebben er een plekje en boven de tafel fladdert de pinksterduif.
De lente gaat over in de zomer. De eerste vruchten zijn al te zien. De natuur is op zijn mooist. De zon en de natuur nodigen ons uit om naar buiten te gaan. De dagen zijn lang en licht. De zon bereikt haar hoogste punt. Op 21 juni is de dag het langst en de nacht het kortst: de zomerzonnewende. Dit is het begin van de zomer.
Op 24 juni, de geboortedag van Johannes de Doper, wordt het feest van Sint Jan gevierd. Op school wordt met dit feest de langste dag en de komst van de zomer gevierd. Met Sint Jan versiert iedereen zich met het moois dat de natuur ons schenkt. Er worden bloemenkransen voor of door de kinderen gemaakt van gras en vers geplukte bloemen. De kleuters komen op de dag van het feest met deze bloemenkrans in het haar naar school. Tijdens het feest gaan de kinderen dansen om de mei(doorn)boom. Er wordt gepicknickt en er staan spelletjes klaar. Het feest wordt afgesloten met de dans ‘Ik heb een mooie bloemenmand’. Alle kinderen krijgen een bosje veldbloemen mee naar huis. De ouders zijn van harte welkom bij dit feest. Aan het eind van de middag verzamelen de leerkrachten en de kinderen van de eerste tot en met de zesde klas zich met hun ouders op het veld naast de school voor een gezamenlijke picknick. Er wordt gezongen, gedanst en spelletjes gedaan. Hoogtepunt is het Sint Jan’s vuur, waar de zesdeklassers overheen mogen springen, hun nieuwe toekomst tegemoet. Dit gebruik stamt nog uit voorchristelijke tijden. Het vuur zou reinigend werken en de boze geesten verjagen. Over het vuur springen zou geluk en gezondheid brengen en het staat symbool voor de hoogste zonnestand in het jaar.
*Bron: Rudolf Steinerschool Alkmaar en Schipper mag ik overvaren van Stolk.